- kennis
- {{kennis}}{{/term}}1 [algemeen]connaissance 〈v.〉2 [wetenschap] connaissance 〈vaak meervoud〉♦voorbeelden:1 de kennis van goed en kwaad • la notion du bien et du malzij waren goede kennissen • ils se connaissaient bienkennis dragen van iets • connaître qc.kennis geven • faire part de (qc. à qn.)ik heb met hem kennis gemaakt • j'ai fait sa connaissancekennis van zaken hebben • s'y connaîtrenader kennis maken met iemand • faire plus ample connaissance avec qn.kennis nemen van iets • prendre connaissance de qc.zijn kennis spuien • étaler ses connaissanceszij is weer bij kennis gekomen • elle a repris connaissance(geheel) bij kennis zijn • avoir toute sa connaissancedat is buiten mijn kennis gebeurd • cela s'est produit à mon insubuiten kennis zijn • être sans connaissancebuiten kennis raken • perdre connaissanceiemand van iets in kennis stellen • informer qn. de qc.ik zal je met haar in kennis brengen • je te la présenteraimet kennis van zaken • en connaissance de causeiemand iets ter kennis brengen • porter qc. à la connaissance de qn.een kennis van mij • une de mes connaissancesdat gaat mijn kennis te boven • cela me dépasse〈spreekwoord〉 kennis is macht • savoir, c'est pouvoir2 kennis der natuur • histoire naturelle; 〈basisonderwijs〉 leçons de chosesparate kennis • ±les connaissances dont on dispose¶ kennis aan iemand hebbenkennis maken met iemand, iets • entrer en contact avec qn., qc.met de politie kennis maken • avoir affaire à la police • ↑ sortir avec qn.
Deens-Russisch woordenboek. 2015.